Tag Archives: Pop

kater Bolle over: als je een kattentrap hebt

kattentrap

Loesje, die ook op de blog schrijft en de verkering van Bert is en een vriendin van mij, vroeg mij pasgeleden iets. Ze was benieuwd naar mijn kattentrap. Ik had haar verteld dat ik vaak op mijn trap lig te denken. Net zoals Loes op haar denkpaal.

Uitkijken

Loesje zei dat ik er misschien een keertje over zou kunnen schrijven. En als een lieve vriendin dat voorstelt, doe ik dat natuurlijk. Ik vond het ook meteen een goed idee. Want niet elke kat heeft een eigen trap, terwijl dat wel heel handig is.
Je kunt een kattentrap buiten maken, maar ook in huis.
Binnen kunnen je mensen de trap tegen de muur aan maken. Ze kunnen ook een paar plekken wat planken maken. Als kat kun je daar opklimmen, en lekker uitkijken over het huis, of naar buiten kijken. Er zijn veel katten die het fijn vinden om hoog te zitten in huis (ik niet!).

Tuin

Mijn kattentrap is in mijn tuin.
Hij loopt tegen het schuurtje van de achterburen omhoog. Als ik mijn trap oploop, ben ik bovenop dat schuurtje. Tegen het schuurtje staan weer andere schuurtjes dus ik kan een heel eind lopen.
En als ik mijn trap afloop, ben ik weer in mijn eigen tuin. Handig hè?

GroteBeer

kattentrap
Grote Beer in het gras

Mijn mensen hebben de trap gemaakt voor GroteBeer. Die liep altijd door alle tuinen, en over alle schuurtjes. Hij klom in een boom, en sprong dan op een schuurtje. Als hij van het schuurtje af wilde, sprong hij eerst op een stapel stenen, en daarna op de grond. Best moeilijk, ik zou het niet kunnen.
Toen Beer ouder werd was dat klimmen en springen te zwaar voor hem. Hij had een keer zijn poot gekneusd en mijn mensen denken dat dat bij het springen is gebeurd. Daarom hebben mijn mensen de kattentrap bedacht.

Niet duur

Kattentrap
Hier lig ik na te denken

Ze hebben op internet gekeken naar voorbeelden, en ook zelf bedacht wat ze handig leek.
Het hout is allemaal van de straat, uit konteeners met bouwafval. Een trap hoeft dus helemaal niet duur te zijn.
Mijn man heeft het meeste gezaagd, en mijn vrouw heeft alles geverfd. Samen hebben ze de trap aan de muur gemaakt, met een soort steunen. En een boormasjien.
Eerst staat er een klein trapje dat op een grote plank uitkomt. Dat trapje heeft mijn vrouw gevonden, het was al kant en klaar en stond zomaar op straat. Daarna begint de trap tegen de muur. Het bovenste plankje is een beetje groter dan de andere plankjes en heeft een klein leuninkje. Dat is de plank waar ik graag op lig te denken.

Toen de trap net nieuw was werd hij niet meteen gebruikt.

Pop

kattentrap
Pop leert hoe de trap werkt

Na een paar dagen ontdekte Pop dat hij via de trap naar boven kon. Maar hij bleef naar beneden springen. Tot mijn vrouw de trap uitlegde aan Beer. Ze tilde hem op de onderste tree, en bleef naast hem staan terwijl hij steeds een tree hoger ging. Toen hij bovenaan kwam liep hij de trap weer af, naar beneden. Pop zat met open mond te kijken, want hij wist niet dat dat ook kon!
Mijn Molletje had al lang door hoe het werkte, zei de buurvrouw. Zij zag Mol vaak de trap gebruiken. Vanaf dat moment gebruikten Pop, Beer en mijn Mol nu altijd de trap. En al snel deden alle katten uit de buurt dat.

Fiele

Het bovenste plankje was altijd de beste plek om te zitten of te liggen, zegt mijn vrouw.
Want daar kun je alles in de gaten houden: de tuin en de daken. En niemand anders kan meer naar beneden, en ook niemand anders kan meer naar boven. Als je op de bovenste plank ligt ben je dan ook een beetje de baas. Of andersom: als je de baas bent mag je op de bovenste plank.
Af en toe moesten mijn mensen ingrijpen als er een fiele was op de trap. Pop, Beer en mijn Molletje gingen gewoon langs elkaar heen, maar andere katten durfden dat niet. Soms zaten er drie of vier katten op de trap en konden ze niet meer vooruit of achteruit. Mijn mensen kwamen dan even het verkeer regelen.

Nu is de trap alleen van mij.

Ekstradiep nadenken

Als het mooi weer is lig ik wel eens op de bovenste plank te slapen. Niet echt heel diep, want ik moet natuurlijk wel de boel een beetje in de gaten houden.
Maar meestal lig ik op die plank te denken. Over van alles. Ook over geheime dingen die ik niet kan vertellen, want dan zijn ze niet geheim meer.
Als ik op de bovenste plank van mijn trap lig voel ik me stoer, en toch ook gefoelig.
Ik ben thuis, maar ook weer niet. Ik ben in mijn tuin, maar niet helemaal. Ik zweef in de lucht, maar op een plank. Ik lijk wel een vogel, maar dan als kat. Ik ben overal en nergens. En daarom kan ik ekstradiep nadenken.

Pootjes op het gras

Doordat ik zo hoog lig, ben ik ook dichterbij alle katten die een ster zijn geworden. Dus daar zwaai ik altijd naar. Als eerste naar mijn Mollevrouw en Billy, en Pop en Beer, en naar Katrientje. Er zijn best een heleboel sterren, dus ik ben wel eventjes aan het zwaaien.
Als ik uitgedacht en uitgezwaaid ben kom ik weer naar beneden. Dan sta ik weer met vier pootjes op het gras in mijn tuin.  Ik ben gewoon weer kater Bolle die in zijn tuin loopt.
Maar ik weet dat ik kan zweven als ik dat wil, en mijn gedachten ook.

kater Bolle over: als je een vogel ziet

vogels

Deze keer ga ik over iets schrijven dat gevoelig ligt. Niet voor katten, maar voor mensen.
Wij katten denken er niet bij na want voor ons is het heel gewoon. Vaak wordt gezegd dat het in nou eenmaal in ons Dee En Aa zit.

Kun je al raden wat ik bedoel?

Vogels

Ik ga schrijven over vogels, en dat je die als kat probeert te vangen. Om op te eten.
Als mensen een hekel hebben aan katten (ja, die mensen bestaan, eerlijk waar!) komt dat vaak omdat katten op vogels jagen. Dat vinden mensen zielug.
Maar een kat doet niet op vogels jagen omdat dat leuk is. Voor ons is het gewoon eten. Wij zijn roofdieren. En elke kat is eigenlijk een miniteiger, met een mond vol scherpe witte tanden en kiezen waarmee hij alles aan stukken kan scheuren.
Nou ja, bijna alle katten hebben zo’n gebit.

Kadoo

Mijn Molletje had op het laatst bijna geen tandjes en kiesjes meer, maar toch ving ze nog wel eens een vogel of een muis. Dan riep ze mijn mensen door heel hard te miauwen, en gaf hun de vogel of de muis. Die waren geschrokken en nogal natgekwijld, maar verder was er niks met ze aan de hand. Mijn mensen lieten ze weer vrij, zonder dat mijn Mol het kon zien. Want het was een kadoo van Mol, en daar hoor je blij mee te zijn.

Slagroom

Mijn Mol was een goede jaagster. Ze had geduld, kon hard rennen, heel zacht sluipen en hoog springen. Maar ze ving vooral vogels om kadoo te geven aan mijn mensen. Die riep ze, als ze er eentje had.
Ze hield ze zo voorzichtig vast, dat ze niet gewond raakten. Mijn vrouw vroeg altijd of ze de vogel weer los wilde laten, dat ze het geweldig vond dat Mol het kon en dat ze er heel blij mee was, maar dat de vogel nog een gezin had. Dan gaf Mol de vogel aan mijn vrouw. Ze snapte er niks van, en ze was vaak wel een beetje beledigd. Maar ze deed het toch.
Als dank kreeg ze een schoteltje slagroom, dat vond mijn Molly het allerlekkerste dat er was.

De goede kant

De GroteBeer was een supergoede jager. Toen hij nog in het restoorant woonde had hij een belletje om zijn nek. Om de vogels te waarschuwen. Maar hij kon zó lopen dat het belletje niet rinkelde. Alleen als hij bij mijn mensen voor de deur stond schudde hij eventjes met zijn hoofd, tingeling. Dan wisten mijn mensen dat Beer er was.
Beer kon in één sprong een vogeltje uit de lucht plukken. Een sprong met een draai erin, zegt mijn man, en heel hoog. Hij at het vogeltje ook meteen op.
In de woonkamer stond toen een klein koffertje, vol met kattenspeelgoed. Bovenop had mijn vrouw een rijtje pluusjen muizen gelegd. Op een dag bleef Beer maar naar dat koffertje toelopen, en naar mijn vrouw kijken. Toen mijn vrouw naar hem toe ging om te zien wat hij wilde, zag ze dat hij een dode muis had neergelegd tussen de nepmuizen. Presies in het rijtje, met het hoofdje de goede kant op.
De laatste jaren van zijn leven interesseerde het jagen hem niet meer, en zat hij rustig in de tuin of op de vensterbank naar vogels te kijken. Maar hij deed ze niks meer.

Het halve huis

Popje kon ook goed jagen.  Maar hij wilde zijn prooi altijd eerst aan mijn mensen laten zien. En dat ging wel eens mis.
Want vooral mijn man probeerde de prooi af te pakken. Dat wist Pop, dus hij kwam razendsnel eventjes binnenrennen, zei met volle mond Miauw! en rende weer naar buiten.
Soms liet hij per ongeluk zijn vogel of muis los in huis, en die verstopten zich natuurlijk meteen.
Mijn vrouw vertelde me dat ze heel wat keren het halve huis op zijn kop hebben gezet om de muis of de vogel te kunnen vangen.
Maar Pop werd ook gepest door vogels. Door kraaien. En eksters. Die gingen vlakbij hem zitten, en heel hard naar hem schreeuwen. Soms vlogen ze vlak over hem heen. Daar was hij bang van, en dan kwam hij snel naar binnen rennen.
Toen Pop een keer een ekster had gevangen, moest hij hem los laten van mijn man. Daar was Pop een beetje boos over natuurlijk. Maar hij werd daarna nooit meer gepest door de vogels!

Nou denk je misschien: en jij dan Bolle? Dat ga ik zo vertellen.

Minder

Ik las dat minder dan de helft van de katten in Nederland nu nog weet hoe ze moeten jagen op vogels. Er komen steeds meer katten die muizen en vogels niet meer als een prooi zien, en niet meer weten hoe ze een prooi moeten vangen en doodmaken.
Ja, dat las ik in mensenkrant. Daar staan dat soort dingen in. Waarom weet ik niet. En hoe die mensen dat hebben kunnen uitzoeken weet ik ook niet. Maar het is ofiesjeel uitgezocht.

Winkel

Dus nog maar de helft van de katten jaagt. De andere helft kan het niet meer, en die leert het ook niet aan zijn of haar kinderen. Over een tijd kan geen enkele kat het meer.
Daar schrok ik wel een beetje van. Want hoe moet dat dan met ons eten?
Gelukkig kopen mijn mensen altijd mijn eten. En zij zeiden dat de winkel nog vol staat met blikjes en brokken. Dus ik ga niet verhongeren.

Vogels

Een paar dagen geleden zat er een hals-band-par-kiet in mijn tuin. Zo’n grote groene vogel, die veel praat. Hij zat op de grond, in het zonnetje.
Toen ik hem zag rende ik er meteen op af. Mijn man zag het gebeuren, en dacht o nee.
Toen ik vlakbij was maakte ik een sprongetje en de par-kiet vloog weg.
Dat was ook mijn bedoeling. Want het is toevallig wel mijn tuin. Zo’n vogel mag best in de bomen en in de lucht en in de struiken, maar mijn tuin is van mij.
Toen ging ik naar binnen, en vroeg mijn vrouw om wat brokjes.
Ik was moe, want jagen is zwaar werk. Vogels zijn snel, en voordat je het weet zitten er nog meer in mijn tuin.
En ik ben een beetje bang van vogels. Dus ik jaag ze weg.

Bolle over: als je iets geks op de radio hoort

geks

Mijn man luistert vaak naar de raadioo, naar het nieuws. En allebei mijn mensen lezen de krant.  Zo hoor en lees ik dus ook wat mensen bezighoudt.

Hondje

Vaak snap ik het niet, of wil ik het geeneens snappen. Maar soms begrijp ik waar het over gaat. Vooral als ik het woord katten hoor, let ik altijd eventjes ekstra op.
Nu stond er deze week een stukje in de krant over een mevrouw. Diezelfde mevrouw was later ook op de radio. Zij is voor haar werk footoograaf. Ze had nu footoos gemaakt van haar hondje. Het hondje was oud en ziek, en is nu een ster. Dat kon je allemaal zien op die footoos. En de mevrouw had superveel verdriet over haar hondje. Logies natuurlijk.
Maar in de krant en op de radio ging het erover of dat normaal is, dat een mens veel verdriet heeft om een hond of kat die een ster is geworden. Ja, dat lees je goed. Er waren mensen die het vreemd vonden dat iemand verdriet had om een hondje.
Want het is toch maar een hondje, zeiden ze.

Kat

Toen Pop, Beer, mijn Molletje en Billy een ster werden, zeiden mensen dat ook weleens. Dat ze toch maar een kat waren. Nee, zei mijn vrouw dan. Ze waren een kat. Dat is wat anders.  Mijn mensen hebben heel veel verdriet gehad om Pop, Beer, mijn Mol en Billy. En nog steeds missen ze ze. Ik heb zelf alleen Molletje gekend, en Billy. Maar ik heb ook verdriet gehad.

E-mo-tie

geks
Hier lig ik op het graf van Billy

Ik heb mijn Mollevrouw heel lang gezocht. Wel een jaar, zeggen mijn mensen. En toen Billy een em-bo-lie kreeg in de tuin en vreselijk veel pijn had, ben ik bij hem gebleven. Net zo lang tot de ambulans kwam. Terwijl ik eigenlijk heel bang was. Maar ik wist dat hij nog banger was. En mijn man ook. Op de dag dat Billy hier in de tuin begraven werd heb ik de hele middag op zijn graf gelegen, en aan hem gedacht.
Maar je hebt mensen die dat niet geloven. Die geloven niet dat een kat gevoelens heeft.
Bij mensen noemen ze een gevoel een e-mo-tie. Dat betekent dat je beivoorbeeld bang bent, of verdrietig, of verliefd. Zoals wij katten dus.
Nou is het vreemde dat er best veel mensen zijn die denken dat een kat, of een hond, of een ooliefant zulke dingen niet voelt. Dat een dier (want zo worden wij genoemd) alleen maar wil eten wil, slapen en kindertjes maken. Verder niets.

Gelukkig snappen mijn mensen wel dat ik gevoelens heb. Ja zeg, stel je eens voor als dat niet zo was!
Mijn mensen worden altijd boos als ze horen dat dieren  geen gevoelens zouden hebben , en geen verstand.

Mensen

Ik moet er zelf altijd om lachen als ik een mens hoor zeggen dat dieren dom zijn. Kijk toe, kijk toe, denk ik dan. Die mens beeldt zich heel wat in.
En waarom? Een mens kan niet vliegen, heeft geen staart, ruikt bijna niks, hoort bijna niks, ziet bijna niks, heeft geen snorharen, kan niet uren onder water zwemmen en kan niet hard rennen . Een mens is de hele dag geluid aan het maken (in hun eigen mensentaal) en nog begrijpen ze elkaar niet. Ze hebben een hele hoop van dat geluid nodig voor iets wat een kat met één beweging van zijn oor kan laten merken.
Ze maken onderling ruzie, kunnen niet samenwerken en vechten veel te vaak. Blijkbaar zijn ze niet slim genoeg om samen te kunnen overleggen.
Wij dieren waren er al voor er mensen waren, en we zullen er ook nog zijn als er geen mensen meer zijn.

Konkluusie

Ik heb er lang over nagedacht hoe het toch mogelijk is dat mensen zo weinig weten.
Over zichzelf, en over dieren. Ik ben tot de konkluusie gekomen dat het geen zin heeft om daar over te piekeren. Sommige dingen kun je als kat nou eenmaal niet begrijpen.
Wat ik wel weet, is dat er ook slimme mensen zijn. Mensen die kunnen nadenken, en die gevoelens hebben, net als wij katten. Als kat is het dus zaak om zulke mensen te vinden.
Ik denk dat ons dat hier op de blog allemaal wel gelukt is.
En die mensen weten ook heel goed hoe verdrietig het is als een kat een ster wordt. Denk maar aan de mensen van Katrientje. Die missen haar heel erg.
Alle mensen en katten op de blog missen katten die een ster zijn geworden. En alle katten kunnen ook mensen missen die een ster zijn geworden.
Katten en mensen verschillen helemaal niet zoveel van elkaar. Alleen denk ik niet dat alle mensen verstand hebben, of gevoelens.

Kater Bolle over: als je kattenvrouwtjes kent

kattenvrouiwtjes

Ik hoor mensen soms praten over poezenvrouwtjes. Daarmee bedoelen ze mensenvrouwen, en dus geen damespoezen.

Kompliement

Kattenvrouwtjes, of poezenvrouwtjes, zijn meestal wat oudere mensendames die veel katten hebben. En vaak vinden andere mensen ze daarom een beetje raar, in hun hoofd.
Dus als je iemand een poezenvrouwtje noemt is dat niet echt een kompliement.
Mijn vrouw wordt daar altijd boos van. Ze is zelf ook een poezenvrouw en ze vindt dat daar niks mis mee is. Of ze raar is in haar hoofd, weet ik eigenlijk niet. Ik vind mensen altijd wel een beetje raar. Maar mijn vrouw lijkt mij niet persee raarder dan anderen. Ik vind haar gewoon mijn vrouw.
Ik denk wel dat ze al best een klein beetje oud is. Maar ook weer niet superoud.

Buurvrouw

Een paar jaar geleden hadden mijn mensen een buurvrouw, die echt een poezenvrouw was. Zij was wel oud, en ze woonde alleen. Vroeger had ze altijd katten gehad, of een hond. En ook weleens vogeltjes. Zij en haar zus, die naast haar woonde, hadden samen wel 12 katten, en een hondje. En vogels. Allemaal zwervertjes.
De buurvrouw vond alle dieren helemaal geweldig, maar vooral honden en katten.
Popje, Beer en mijn Molletje gingen elke dag een paar keer bij haar langs, via de achtertuinen. Ze klommen op de vensterbank, en mauwden dat ze er waren. Altijd kregen ze brokjes, en wat vlees. En een gesprekje, en een aai.
Niet alleen Pop, Beer en Mol kwamen langs, maar alle katten uit de buurt. Als de achterdeur openging zag je van alle kanten katten aan komen rennen. Omdat ze wisten dat ze wat lekkers konden halen.
Maar Pop en Beer en mijn Molletje waren de spesjaale lieverds van de buurvrouw.

Knappe jongen

Popje kwam ook vaak binnen, via de deur aan de voorkant. Mijn vrouw klopte aan, deed de deur open en zei: “Er is hier een hele knappe jongen voor u”.
En dan dribbelde Pop naar binnen. Hij mocht alles: door het huis rennen, in bed kruipen, aan de stoelen krabben, op tafel lopen, de buurvrouw vond het allemaal prima. Pop en de buurvrouw vonden het bezoek allebei supergezellig.
Mijn Molletje en Beer durfden dat niet, zij bleven op de drempel staan. Daar kregen ze ook een aai, en wat lekkers natuurlijk.

Beer en Pop en Mol

Toen Beer een ster was geworden, heeft de buurvrouw een week niet kunnen eten. Van verdriet. Totdat mijn vrouw tegen haar zei dat Beer dat zeker weten niet zo gewild zou hebben.
Mijn mensen hebben tot op het laatst voor de buurvrouw gezorgd, samen met nog twee mensen uit de straat. De laatste twee jaar was ze in een soort huis voor oude en zieke mensen. De enige footoos aan de muur waren van Pop, Beer en mijn Mol, en een hondje, Froukje, waar de buuf vaak op paste.
Mijn mensen hebben haar nooit verteld dat Pop en Mol ook een ster waren geworden, want ze wilden de buuf geen verdriet doen. Maar presies twee weken nadat Mol een ster werd, kwamen Beer en Pop en Mol de buurvrouw halen.
Nu zijn ze weer met zijn viertjes, en weten mijn mensen zeker dat iedereen genoeg te eten heeft, als ster.

Andere mensen

Ik ben vroeger ook wel eens langs geweest, bij de buurvrouw.  Nu mag ik de tuin niet meer in. Er wonen andere mensen, en die willen geen katten in de tuin. Mij maakt dat niet uit, ik vind mijn eigen tuin toch het mooist.
Pop en Beer hebben het niet meer meegemaakt, maar mijn Molletje bleef elke dag proberen of ze toch door het gaas heen kon. Ze was haar hele leven gewend om bij de buurvrouw een hapje te eten, en op de vensterbank in het zonnetje te zitten, en ze kon niet geloven dat dat afgelopen was.

Kattenman

BolleMijn mensen vonden de buurvrouw heel erg lief en heel erg stoer. Ze hebben haar 24 jaar gekend, en ze missen haar nog elke dag. Maar weet je wat nou zo grappig is?
De buurvrouw was eerst getrouwd, met een man. En die man hield net zo veel van dieren als zij. De buurman was timmerman, en hij werkte altijd in het schuurtje achterin de tuin. Elke dag kwam Pop daar, en zat bij hem op de werkbank. Dan legde de buurman alles uit wat hij deed. Dus Pop was eigenlijk ook timmerman!
De buurman had een trapje gemaakt, spesjaal voor katten. En het kattenhuisje, dat nu nog steeds in mijn tuin staat. De buurman was een kattenman, maar dat woord bestaat niet. Waarom eigenlijk niet, dat vraag ik me af.
Maar weet je wat nóg grappiger is?
Mijn man is ook een kattenmannetje! Hij is dol op alle beesten die er zijn (nou ja, bijna alle beesten dan) maar het meest op katten. En op mij dus. En natuurlijk op Popje, Beer en mijn Molletje. Alle katten zitten altijd meteen bij hem op schoot, of komen op hem af lopen.
Mijn vrouw mag van hem nog geeneens een mug doodslaan. En hij zou het liefst wel een miljoen katten willen hebben. Maar ja, dat wil ik liever niet. En ik ga voor, dat snap je.

Belangrijkste

Ik schrijf dit stukje om te laten zien dat kattenvrouwen geweldig zijn, en kattenmannen ook. En dat andere mensen er niet lelijk over moeten doen, of gemeen. Als je een kattenmannetje of kattenvrouwtje hebt, dan bof je maar.
En als je een kattenmannetje of kattenvrouwtje bent, dan weet je presies wat het belangrijkste is in het leven.
Katten dus.

Kater Bolle over: als je samen slaapt

samen

Iedereen doet slapen, en iedereen doet het anders. Je kunt In een holletje slapen of in een nestje, in een boom, onder water en onder de grond.  Of in een mandje of een bed.

Zestien

Wij katten slapen ongeveer zestien uur op een dag. Dat zeggen mensen, en die hebben het uitgerekend. Waarom willen mensen dat weten, vraag ik me af. Wat doet het ertoe?
Als je een kat bent ga je gewoon slapen als je moe bent. Of je nou al zestien uur hebt geslapen of niet.

Boem

Er zijn dagen dat ik wel meer slaap dan zestien uur.  Op zulke dagen ga ik tussendoor even snel naar buiten, om te patroejeren. Ik eet een paar brokjes en ik klim meteen weer op het grote bed. En ik val zo boem in slaap. Heerlijk vind ik dat.
Vooral als het buiten regent of koud is, of alletwee. Dan slaap ik zelfs ekstralekker, omdat ik weet dat ik warm en droog lig. Terwijl ik vroeger, als zwerfkat, maar moest zien waar ik sliep en hoe ik droog bleef.

Schemerdieren

Ik kan goed slapen. Dag of nacht, het maakt me niks uit. Ik slaap bijna altijd de hele nacht door.  Dat vinden mijn mensen biesonder. Want katten zijn schemerdieren. Zo noemen mensen ons omdat we in de vroege avond en de vroege ochtend op jacht gaan. En ook vaak in de nacht. Want dan zijn de diertjes die wij eten aktief.
Pop en Beer waren een stel spookjes ’s nachts, zegt mijn vrouw. Als het donker werd gingen ze op stap, in de tuinen. En in de zomer waren ze vaak de hele nacht weg.  Pop was soowiesoo de halve nacht aan het spelen, vaak samen met Beer. Mijn Molletje sliep altijd gewoon binnen. En ik ook, meestal. In de zomer slaap ik wel eens buiten in mijn tent, als het echt superwarm is.  Maar als het niet warm is zou ik niet weten wat ik ’s nachts buiten moet doen.
Ik ga ’s avonds laat altijd even een laatste rondje maken door mijn tuin en over de schuren.  Daarna kom ik naar binnen om te slapen.

Op het grote bed

samen slapen

Ik kan in ons huis overal slapen waar ik wil.
Ik heb twee mandjes, mijn twee kurken, ik kan op de bank slapen en op het grote bed.
Op al die plekken heb ik ook geslapen. Maar het fijnst slaap ik op het grote bed. Daar heb ik lekker de ruimte en ik lig in de slaapkamer dus het is er rustig.
Alleen was er een probleem.
Mijn mensen willen ook op het grote bed slapen. Eigenlijk heb ik dat liever niet. Want dat is best eng, met zijn drietjes op bed. Straks gaan mijn mensen als ze slapen bovenop mij liggen! En dan ben ik niet meer Bolle, maar Platte.
Ik durfde er wel bij als er maar één van mijn mensen in bed lag. Dan ging ik gewoon helemaal aan de andere kant liggen.

Allebei

Maar sinds een tijdje slaap ik ook op het grote bed als mijn mensen er op slapen. Allebei mijn mensen tegelijk, bedoel ik.
Ik weet niet waarom ik het nu wel durf. Ineens was het gewoon zo.

Mijn plek

Ik begin met mijn vrouw samen.  Eerst moet ze me aaien en kusjes geven. We gaan eventjes tegenover elkaar liggen, en ik draai me op mijn zij. Zo kan mijn vrouw mijn buik aaien. Ze snuffelt altijd aan mijn buik, en blaast in mijn haren. Zachtjes. Dan brom ik keihard, zo lekker vind ik dat. Ik geef haar kusjes, en was haar haar of haar neus. Mijn man moet ook erbij komen, om met me te knuffelen. Daar wacht ik op, het hoort erbij. Als dat allemaal gebeurd is, gaan mijn vrouw en ik op onze eigen plek liggen. Zij ligt aan de ene kant te lezen, en ik lig aan de andere kant. Ik lees niet, ik was me even en ga dan lekker slapen.
Ik lig op de plek van mijn man, zegt hij altijd, als hij ook naar bed komt. Ik vind dat het mijn plek is, en dus blijf ik gewoon liggen als mijn man er bij komt.
Hij moet daarom scheef in bed gaan liggen, di-a-go-naal noemt hij dat. Mijn vrouw kan dan weer haar voeten niet kwijt als mijn man zo ligt. Maar mijn man zegt dat het door mij komt. Kinderachtig hè, dat gekibbel. Soms word ik er gewoon wakker van. Gelukkig val ik altijd heel snel weer in slaap, want ik heb mijn slaap hard nodig.

Veilig

samen slapen

Ik slaap heerlijk op het grote bed.  Met zijn drietjes is het veilig, en ik slaap heel diep. Buiten is het donker en binnen zijn wij. Dat is veilig, dat weet ik zeker. Mijn mensen slapen iets minder diep, volgens mijn vrouw.
Dat heeft er mee te maken dat ze niet genoeg ruimte hebben, en dat ze de hele tijd opletten of ze mij niet wegduwen, legde ze me uit.

De kleinste

Dat van die ruimte snap ik niet. Ik heb altijd genoeg ruimte. Ik lig languit, zo slaap ik nou eenmaal graag op het grote bed. Op mijn kurk kan dat niet, daar moet ik me opkrullen. En ik lig niet aan het voeteneinde, want ik ben bang dat ik er misschien afval. Of dat mijn mensen me er af duwen, dat zeggen ze zelf toch ook? Dus ik lig midden op het bed en dan in de breedte. Dat moet kunnen, want ik de kleinste ben van ons drietjes. Ik zie het probleem dus niet zo.
Ik ga altijd om een uur of zes in de ochtend naar buiten, mijn tuin in. Omdat ik een schemerdier ben, dat heb ik uitgelegd. Dan hebben mijn mensen weer even het hele bed voor zichzelf.

Wennen

Bovendien wilden mijn mensen zo graag dat ik op het grote bed kwam slapen. Meer dan drie jaar durfde ik het niet. Soms tilden ze me er weer bij, maar ik sprong altijd weer van het bed af. En nu durf ik het wel.
Mijn mensen zijn er heel blij mee. Ze vinden het supergezellig. Mijn vrouw kon de eerste nacht dat ik in bed sliep niet slapen omdat ze zo blij was. Dat heeft ze me zelf verteld.
Nou dan!
Mijn mensen wennen er wel aan om scheef, of opgekruld te slapen. Als ik dat kan, op mijn kurk, kunnen zij dat vast ook. Als je samenwoont en samen slaapt moet je geven en nemen, vind ik.